
De tweede helft van de 19e eeuw: Ontwikkeling van het dorp
In de tweede helft van de negentiende eeuw deed de invloed van de landbouwhervormingen zich gelden. De woeste gronden werden ontgonnen en voor een groot deel aan de boeren verkocht. Door de verbetering van de landbouwmethoden en het gebruik van kunstmest nam de opbrengst van de gronden aanzienlijk toe en kon het dorp zich geleidelijk uit de armoede opwerken. Het inwoneraantal van het hele dorp nam toe tot 300.
Van de bezittingen van het dorp bleven alleen de "gemene weide" en enkele verspreide percelen over. Eind negentiende eeuw greep de Provincie Noord-Brabant in en werd een speciale regeling ingesteld om het gemeenschappelijke bezit te beschermen. Het dagelijks beheer van de Gemeynt berust sindsdien bij drie "regenten" die worden benoemd door Gedeputeerde Staten uit de inwoners van Biest-Houtakker. Sinds 1978 ziet ook het Belangenorgaan Biest-Houtakker (B.O.B.) toe op het beheer van de Gemeynt en de besteding van de opbrengsten.
Op het pleintje tegenover de kerk is een beeldje te zien van de regenten, en in 2012 is er een straat in de nieuwe wijk naar genoemd.
De eerste school
Bijna duizend jaar lang vormde de landweg tussen de steden Antwerpen en 's-Hertogenbosch, die dwars door het dorp loopt, een belangrijke route. In Biest-Houtakker heeft deze zandweg nog steeds de naam Bosscheweg.
Op verzoek van de inwoners van De Biest verleende de koning in 1840 toestemming om een openbare school te openen. Tot dan toe waren de tientallen kinderen van De Biest en directe omgeving voor het merendeel verstoken van onderwijs vanwege de grote afstand naar de scholen in Hilvarenbeek. In 1844 werd op het hoogste punt aan de Bosscheweg op De Schijf, midden tussen de Hilvarenbeekse buurtschappen De Voort en Driehuizen, en de Biestse buurtschappen De Westrik, De Biest en De Houtakker het eerste schoolhuis met één klaslokaal gebouwd.
Om rond te kunnen komen van zijn karige traktement hield de schoolmeester tevens herberg aan huis. Een herberg op deze plek was gunstig vanwege het reizigersverkeer tussen Turnhout en Den Bosch. Tot 1882 gingen de kinderen van de omringende buurtschappen hier naar school.
De school annex herberg van 1844 - 1882 stond tot voor kort nog onveranderd op De Schijf.
(Op het kaartje van de Regentenroute bij knooppunt 26).
Dit schoolhuis was ook een monument, maar het is onlangs toch verbouwd tot een landhuis.
Na de pensionering van de schoolmeester in 1882 besloot de gemeenteraad geen nieuwe meester aan te stellen maar deze openbare school op te heffen, onder andere met het argument dat de jongens toch elke ochtend in Hilvarenbeek naar de kerk moesten gaan, zodat ze beter aansluitend ook daar naar de (katholieke) scholen konden. De meisjes telden in het katholieke zuiden niet mee.
Biest-Houtakker bleef formeel tot 1914 verstoken van een school, maar in werkelijkheid werd er na enige jaren al weer les gegeven aan meisjes en dat is zo gebleven tot er in 1914 een nieuwe school kwam in de Biest. De jongens moesten 3 tot 5 kilometer lopen naar een school in Hilvarenbeek en konden niet thuis middageten.
De molen
Rond 1860 werd naast het schoolhuis de stenen windmolen "De Korenbloem" gebouwd op een molenbelt. De naam prijkte op de voorkant van de molen. Op de achterkant stond de zinspreuk "De keel kost veel", waarmee bedoeld dat werd het voeden van mens en dier veel moeite en geld kostte.
De molen brandde in 1935 af en werd in de moeilijke crisistijd niet herbouwd. In de laatste oorlogsdagen werden de stenen corpus en de molenbelt door de bezetter opgeblazen.
Molen De Korenbloem in 1933.
De boterfabriek
Tot aan het begin van de twintigste eeuw karnden de boeren in de Biest zelf thuis hun boter. Wat zij niet voor eigen gebruik nodig hadden werd naar de vrijdagse botermarkt in Tilburg gebracht. Een lange rechte zandweg, de Broekhovenseweg, voerde van de Biestsestraat naar Broekhoven en vandaar ging het verder naar de markt op Het Heike midden in Tilburg.
In 1904 kreeg het dorp bij koninklijk besluit toestemming tot het oprichten van een boterfabriek. Hiervoor werd een pand gebouwd aan de Biestsestraat, dat de bloemrijke naam "De Boterbloem" kreeg. Dit was het eerste gebouw op het lange stuk slechte grond langs de Biestsestraat tussen de biest op de hoek van de Akkerstraat en de houtakker bij de Beverstraat. De boeren uit het hele dorp brachten hun melk naar het fabriekje, waar door twee mannen de karn gedraaid werd om er boter van te maken.
Het fabriekje sloot al na 25 jaar, doordat men op aandringen van de invloedrijke pastoors ging samenwerken in de nieuwe stoom-zuivelfabriek St. Adrianus in Hilvarenbeek. Het pand werd verkocht en de opbrengst werd aan de kerk geschonken. Later werd er een kruidenierswinkel en speelgoedwinkel in gevestigd. Het pand van De Boterbloem met de opvallende onderkeldering staat met enige toevoegingen nog aan de Biestsestraat op nummer 51.
Herberg aan de Bosscheweg
Op de hoek van de Bosscheweg en de Biestsestraat stond van de 17e eeuw tot 1930 nog een grotere herberg met stal waar de voerlieden hun paarden drenkten en zelf ook het nodige innamen. Door de ontwikkeling van het rijkswegennet en de komst van het Wilhelminakanaal in de twintiger jaren, verloor de eeuwenoude zandweg Bosscheweg zijn functie van hoofdverbinding. De herberg werd omgezet in een boerderij, die in 1982 gesloopt is.