Skip to main content

Historie

Geschreven door: Ed van Hees

In duizend jaar van een gehucht op de hei tot een bruisend dorp

Zoals veel Brabantse dorpen heeft ook Biest-Houtakker een lange geschiedenis, rijk aan legendes. Rond het begin van de jaartelling was er al bebouwing op de droge delen langs de Akkerstraat en bij de Eekhof. Sporen daarvan zijn recent opgegraven. 

Het middeleeuwse gehucht De Biest is tussen 600 en 1.000 na Christus gegroeid rond een driehoek – een zogeheten “biest”. Deze was gelegen nabij de uitloper van een hogere zandrug, De Schijf.

Dwars over De Schijf liep een belangrijke landweg tussen drie hoofdsteden van het hertogdom Brabant – Brussel, Antwerpen en Den Bosch – via Turnhout waar een kasteel van de hertogen staat. Het woeste heidegebied rond De Biest werd in het noordwesten begrensd door bossen. Het drassige gebied in het zuidoosten werd doorsneden door het Spruiten-stroompje. Langs het stroompje lag een lange strook kleine akkers, die deels werden bebouwd vanuit enkele boerderijen op de Vossenhol. Uit deze twee bewoonde gebiedjes is het dorp Biest-Houtakker ontstaan.

De laatste overgebleven boerderij van de middel-eeuwse biest brandde in 1974 af. Het bijbehorende 17e eeuwse karschop dat gespaard bleef, is het enige oudheidkundige monument van ons dorp.

De gronden van de Biest omvatten nog een derde middeleeuws gehucht of “buurtschap” gelegen op de westelijke rand, de Westrik – dat is een verbastering van “westerwijk”. Op de Westrik zijn nog twee monumentale boerderijen uit de 17e en 18e eeuw overgebleven.

Een unieke bijzonderheid van Biest-Houtakker – kortweg De Biest genoemd – is het bestaan van de “gemeenschappelijke gronden” die in de 14e eeuw door de hertog van Brabant aan het gehucht toegekend werden en waarvan nog steeds een gedeelte in het bezit is van het dorp. Hierdoor is De Biest in de Gemeentewet een gemeente binnen de gemeente. Biest-Houtakker is het enige dorp in Nederland waar dat nog het geval is.

In dit deel van de website wordt de historie van De Biest vanaf de 14e eeuw beschreven in vier opeenvolgende periodes:

  • De Middeleeuwen: Ontstaan van de “Gemeente van de Biest”
  • Van de reformatie tot het midden van de 19e eeuw
  • Tweede helft van de 19e eeuw: Ontwikkeling van het dorp
  • De 20e eeuw: Biest-Houtakker wordt een kerkdorp

Een apart hoofdstukje is gewijd aan het wonderbeeldje dat gevonden werd aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog, waardoor De Biest tot aan de Franse tijd een bedevaartsplaats was.

Historische wandelroute

In het wandelroutenetwerk van het Land van de Hilver heeft Biest-Houtakker een eigen historische route gekregen, de “Regentenroute” ontworpen door de Stichting Wel Gement, die langs alle op deze pagina’s genoemde plekken voert. De route is bijna 10 kilometer lang, maar kan naar wens ingekort of verlengd worden. Onderweg kan aangelegd worden bij café de Gulle Brabander tegenover het haventje, en natuurlijk bij “Ome Toon” achter de school. Een volledige beschrijving van de route vindt u op de website van Bezoekerscentrum Buitengewoon.

Oude foto’s

In dit deel van de website worden een aantal oude foto’s van Biest-Houtakker getoond. De meeste daarvan zijn opgeslagen in de beeldbank van het Regionaal Archief Tilburg, waarin 92 foto’s van Biest-Houtakker zijn opgenomen. De beeldbank kan digitaal ingezien worden en er kunnen digitale kopieën van gemaakt worden. U kunt rechtstreeks naar de beeldbank door hier te klikken.

Middeleeuwen

Ontstaan van de “Gemeente van de Biest”

Een zeldzame bijzonderheid van Biest-Houtakker is, dat het dorp als enige in Nederland nog steeds beschikt over een deel van de middeleeuwse “gemene gronden”, de Gemeynt. De Gemeynt, oftewel “de Gemeente van de Biest”, heeft een bijzondere geschiedenis.

In de middeleeuwen hebben in het gebied van De Biest en De Westrik twee hoeves gestaan die eigendom waren van kerkelijke instellingen. Een daarvan stond op de Eekhof, nabij de kruising van de Biestsestraat en de Akkerstraat. Deze was eigendom van de stichting De Godshuizen in Den Bosch. Op 27 augustus 1328 hebben De Godshuizen de rechten op de weidegronden van de Biest en de omliggende woeste gronden en bossen gekocht van Hertog Jan III van Brabant. Deze besloegen iets meer dan het oppervlak van het huidige dorp. Daarvoor moest een geldsom betaald worden, alsmede een “cijns ten eeuwigen dagen” van 25 centen per jaar.

In 1386 raakten Brabant en Gelre met elkaar in oorlog over de begrenzingen van het noordelijke kwartier van de Brabanden, de Meijerij met als hoofdstad ‘s-Hertogenbosch. In 1388 vielen de bendes van Gelre de Meijerij binnen en brandden vele plaatsen plat, waaronder Boxtel, Oirschot, Oisterwijk, Moergestel en tenslotte Hilvarenbeek met de omliggende gehuchten. De inwoners van Biest trokken zich noodgedwongen terug in hutten in de Goren, het drasland over het stroompje. In de getroffen plaatsen raakten de godshuizen in verval. De rechten op de gemene gronden rond de biest en de bijbehorende schuld voor de aankoop werden overgedragen aan de arme bewoners.

In 1390 gaf hertogin Johanna van Brabant aan de bewoners van de Biest het privilege om op de Gemeynt bomen te planten en te kappen waar de gemeenschap dat passend en nodig achtte, zonder dat daar “houtschat” voor betaald hoefde te worden. Er werd een bosje aangeplant tussen het Spruitenstroompje en de Vossenhol. Hierdoor kwam voor dit gebied de naam De Houtakker in gebruik, die later aan de naam Biest werd toegevoegd.

Fragment van een militaire landkaart van circa 1844, waarop De Biest en De Houtakker en de oude school op de Schijf (linksonder, boven "3 Huizen") duidelijk te herkennen zijn.

De aankoopprijs voor de rechten op de gemene gronden was volgens overlevering slechts gering, maar het eenvoudige volk beschikte nauwelijks over geld en ging diep gebukt onder de schuld. Daarom richtten zij in 1399 het verzoek aan hertogin Johanna om 3 bunders grond te mogen verkopen om daarmee de schuld te kunnen aflossen. Johanna stemde toe en daarmee kon de Biest geleidelijk opbloeien.

Johanna legde tevens de grenzen van de Gemeente van de Biest vast en bepaalde dat de gronden beheerd moesten worden door twee “regeerderen” (regenten). Er werd onderling een beëdigd “schutter” – beschermer – aangesteld, later “Veldwachter” genoemd, die op grond van een oud “schut-reglement” waakte over het goede beheer en gebruik van het gemeenschappelijk bezit.

Fragment van een militaire landkaart van circa 1844, waarop De Biest en De Houtakker en de oude school op de Schijf (linksonder, boven "3 Huizen") duidelijk te herkennen zijn.

Op de westelijke rand van de Biest, ligt de buurtschap “Westrik” (links boven op de kaart). Dit oude gehucht wordt al in de 12e eeuw in schriftelijke bronnen genoemd en waarschijnlijk stond hier rond het jaar 700 al een kapel. De kapel werd in 1549 met toestemming van keizer Karel V herbouwd en eind 18e eeuw werd een heel nieuwe kapel gebouwd die er nu nog staat. Een deel van de Westrik, de Kleine Westrik, ligt nu nog binnen de grenzen van Biest-Houtakker.

Ook de Westrik beschikte over eigen gemene gronden, waaraan een bijzondere legende verbonden is. In het jaar 1390 reisde hertogin Johanna van Brabant van Brussel naar Den Bosch. Tussen Gorp, dat behoorde tot de heerlijkheid Goirle, en de Biest reed de koets van Johanna in het nachtelijk duister vast in het moeras bij het Donkven. De begeleiders trokken naar de buurtschap Breehees bij Goirle om hulp te vragen. Daar werden ze echter door de boeren weggejaagd. Teruggekeerd op de onheilsplek trokken ze vervolgens naar het oosten om daar hulp te zoeken en zo belandden ze in de buurtschap Westrik waar de boeren wel bereid waren om te hulp te komen. Teruggekeerd in Brussel beloonde Johanna de boeren van de Westrik door hen een grondstuk van ruim 64 hectaren tussen Gorp en de Westrik te schenken. Als gedenkteken hiervan richtten de bewoners van de Westrik een groot houten kruis op, dat er nu nog staat nabij de daarnaar vernoemde Kruishoeve.

De oorkonde van de schenking is vijf eeuwen op de Westrik bewaard gebleven. De gronden genaamd de Goirlesche Weide en De Donk zijn in 1911 verkocht aan de eigenaar van het landgoed Gorp voor 29.150 gulden, die werden belegd bij de staat. De opbrengsten werden elk jaar besteed aan een mis voor de hertogin en haar nazaten in de kerstnacht, en een koffietafel voor de buurtschap. Enkele jaren geleden is hier een einde aan gekomen omdat de pot op was.

Van de reformatie tot het midden van de 19e eeuw

Armoede, onschuld en goedheid

De ingezetenen van de Biest hebben eeuwenlang de vruchten geplukt van de woeste gronden waar schapen geweid konden worden, turf gestoken en heide geplukt voor gebruik in de potstallen, en van de gemeenschappelijke weide met de “schutskooi” voor het rundvee. Tweehonderd jaar lang voer het gehucht redelijk wel en het had in de zestiende eeuw zelfs een Lievevrouwe gilde. Dat veranderde toen in de Tachtigjarige Oorlog de doortrekkende Spaanse troepen roofden en verwoestingen aanrichtten. In 1586 vielen de Staatse troepen de Meierij binnen en werden Hilvarenbeek en de omliggende gehuchten opnieuw leeggeroofd en platgebrand. De inwoners van de Biest die de ramp overleefden verscholen zich opnieuw in hutten in het moeras.

Na de vrede van Munster in 1648 werd Brabant een wingewest van de nieuwe Republiek der Verenigde Nederlanden. Het gehucht verviel in totale armoede. In 1794 schreef de gevluchte Hollandse patriot Gerrit Paape, die met de Franse troepen naar Nederland terugkeerde en enkele dagen in De Biest verbleef:

“En dit Biest is zekerlijk een zeer arm gehucht, maar teffens ook het sentimenteelste en meest romanesque gehucht, dat ik immer gezien heb. Hutten door de eenvoudigheid opgeslagen en bewoond, en menschen wien de onschuld van het gelaat en de gulle oprechtheid uit de oogen spreekt.”

De twee gehuchten Biest en Houtakker hadden toen samen rond 200 inwoners. De Franse bezetting maakte een einde aan de uitbuiting van Brabant door de Nederlanden. De gemeenten werden ingesteld, waarbij De Biest en de Westrik bij de gemeente Hilvarenbeek kwamen. De gemene gronden werden formeel bezit van de gemeente. De boeren die voor het merendeel toch al te weinig opbrengst van de schrale grond hadden om een paar koeien te kunnen houden en voer moesten bijkopen, moesten nu ook aan de gemeente betalen om hout te mogen kappen en om hei af te mogen steken voor de stal.

Toch stak Biest-Houtakker nog gunstig af bij de toestand op de Brabantse hoge zandgronden in het algemeen. Meester Broeders, de schoolmeester van de in 1769 gebouwde dorpsschool van Hilvarenbeek, schrijft in 1838 in zijn boekje “Geschied- en Aardrijkskundige beschrijving der gemeente Hilvarenbeek, voor de jeugd”:

“De bewoners van Biest en Houtakker leggen zich voornamelijk op den landbouw en veeteelt toe, voor welk laatste bedrijf zij hier de geschiktste gelegenheid hebben, dewijl de gronden lager liggen dan in andere gedeelten der gemeente en dus meer geschikt tot weiland zijn. Hiertoe werkt ook niet weinig mede eene zeer uitgestrekte gemeene weide, de Biestsche gemeente namelijk die eene oppervlakte heeft van 47 bunders en 50 vierkante roeden, waarop men niet zelden 30 paarden en 200 runderen ter zelver tijd ziet grazen.”

Volgens meester Broeders telden Biest en Houtakker samen toen 36 woningen. Voor het hele oorspronkelijke gebied van “de Gemeente van De Biest”, van de Hakvoorde tot de Kleine Westrik en van Driehuizen tot de grens met Moergestel waren het er echter 42 volgens het in 1832 ingestelde kadaster van Brabant. De 42 huizen van De Biest, De Houtakker en de Kleine Westrik samen waren eigendom van 31 inwoners en van 3 personen van buiten, waarvan de meest opvallende is burgemeester Huijsmans van Hilvarenbeek. 6 inwoners bezaten 2 huizen en 1 bezat er 3 (!). Er werden dus 10 huizen verhuurd of er zaten pachters in de huizen met omliggende landerijen.

Een opmerkelijke grondbezitter van een akker op de Schijf is “De Tafel van de Heilige Geest”, dat was het armenbestuur van Hilvarenbeek dat de zorg had over de bedeling van de behoeftigen tot aan de instelling van de (derde) Armenwet in 1894, waarin de zorg voor de behoeftigen werd opgedragen aan de gemeenten.

De tweede helft van de 19e eeuw

Ontwikkeling van het dorp

In de tweede helft van de negentiende eeuw deed de invloed van de landbouwhervormingen zich gelden. De woeste gronden werden ontgonnen en voor een groot deel aan de boeren verkocht. Door de verbetering van de landbouwmethoden en het gebruik van kunstmest nam de opbrengst van de gronden aanzienlijk toe en kon het dorp zich geleidelijk uit de armoede opwerken. Het inwoneraantal van het hele dorp nam toe tot 300.

Van de bezittingen van het dorp bleven alleen de “gemene weide” en enkele verspreide percelen over. Eind negentiende eeuw greep de Provincie Noord-Brabant in en werd een speciale regeling ingesteld om het gemeenschappelijke bezit te beschermen. Het dagelijks beheer van de Gemeynt berust sindsdien bij drie “regenten” die worden benoemd door Gedeputeerde Staten uit de inwoners van Biest-Houtakker. Sinds 1978 ziet ook het Belangenorgaan Biest-Houtakker (B.O.B.) toe op het beheer van de Gemeynt en de besteding van de opbrengsten.

Op het pleintje tegenover de kerk is een beeldje te zien van de regenten, en in 2012 is er een straat in de nieuwe wijk naar genoemd.

De eerste school

Bijna duizend jaar lang vormde de landweg tussen de steden Antwerpen en ‘s-Hertogenbosch, die dwars door het dorp loopt, een belangrijke route. In Biest-Houtakker heeft deze zandweg nog steeds de naam Bosscheweg.

Op verzoek van de inwoners van De Biest verleende de koning in 1840 toestemming om een openbare school te openen. Tot dan toe waren de tientallen kinderen van De Biest en directe omgeving voor het merendeel verstoken van onderwijs vanwege de grote afstand naar de scholen in Hilvarenbeek. In 1844 werd op het hoogste punt aan de Bosscheweg op De Schijf, midden tussen de Hilvarenbeekse buurtschappen De Voort en Driehuizen, en de Biestse buurtschappen De Westrik, De Biest en De Houtakker het eerste schoolhuis met één klaslokaal gebouwd.
Om rond te kunnen komen van zijn karige traktement hield de schoolmeester tevens herberg aan huis. Een herberg op deze plek was gunstig vanwege het reizigersverkeer tussen Turnhout en Den Bosch. 

Tot 1882 gingen de kinderen van de omringende buurtschappen hier naar school.

De school annex herberg van 1844 – 1882 stond tot voor kort nog onveranderd op De Schijf.

(Op het kaartje van de Regentenroute bij knooppunt 26).

Dit schoolhuis was ook een monument, maar het is onlangs toch verbouwd tot een landhuis.

Na de pensionering van de schoolmeester in 1882 besloot de gemeenteraad geen nieuwe meester aan te stellen maar deze openbare school op te heffen, onder andere met het argument dat de jongens toch elke ochtend in Hilvarenbeek naar de kerk moesten gaan, zodat ze beter aansluitend ook daar naar de (katholieke) scholen konden. De meisjes telden in het katholieke zuiden niet mee.

Biest-Houtakker bleef formeel tot 1914 verstoken van een school, maar in werkelijkheid werd er na enige jaren al weer les gegeven aan meisjes en dat is zo gebleven tot er in 1914 een nieuwe school kwam in de Biest. De jongens moesten 3 tot 5 kilometer lopen naar een school in Hilvarenbeek en konden niet thuis middageten.

De molen

Rond 1860 werd naast het schoolhuis de stenen windmolen “De Korenbloem” gebouwd op een molenbelt. De naam prijkte op de voorkant van de molen. Op de achterkant stond de zinspreuk “De keel kost veel”, waarmee bedoeld dat werd het voeden van mens en dier veel moeite en geld kostte.

De molen brandde in 1935 af en werd in de moeilijke crisistijd niet herbouwd. In de laatste oorlogsdagen werden de stenen corpus en de molenbelt door de bezetter opgeblazen.

Molen De Korenbloem in 1933.

De boterfabriek

Tot aan het begin van de twintigste eeuw karnden de boeren in de Biest zelf thuis hun boter. Wat zij niet voor eigen gebruik nodig hadden werd naar de vrijdagse botermarkt in Tilburg gebracht. Een lange rechte zandweg, de Broekhovenseweg, voerde van de Biestsestraat naar Broekhoven en vandaar ging het verder naar de markt op Het Heike midden in Tilburg.

In 1904 kreeg het dorp bij koninklijk besluit toestemming tot het oprichten van een boterfabriek. Hiervoor werd een pand gebouwd aan de Biestsestraat, dat de bloemrijke naam “De Boterbloem” kreeg. Dit was het eerste gebouw op het lange stuk slechte grond langs de Biestsestraat tussen de biest op de hoek van de Akkerstraat en de houtakker bij de Beverstraat. De boeren uit het hele dorp brachten hun melk naar het fabriekje, waar door twee mannen de karn gedraaid werd om er boter van te maken.

Het fabriekje sloot al na 25 jaar, doordat men op aandringen van de invloedrijke pastoors ging samenwerken in de nieuwe stoom-zuivelfabriek St. Adrianus in Hilvarenbeek. Het pand werd verkocht en de opbrengst werd aan de kerk geschonken. Later werd er een kruidenierswinkel en speelgoedwinkel in gevestigd. Het pand van De Boterbloem met de opvallende onderkeldering staat met enige toevoegingen nog aan de Biestsestraat op nummer 51.

Herberg aan de Bosscheweg

Op de hoek van de Bosscheweg en de Biestsestraat stond van de 17e eeuw tot 1930 nog een grotere herberg met stal waar de voerlieden hun paarden drenkten en zelf ook het nodige innamen. Door de ontwikkeling van het rijkswegennet en de komst van het Wilhelminakanaal in de twintiger jaren, verloor de eeuwenoude zandweg Bosscheweg zijn functie van hoofdverbinding. De herberg werd omgezet in een boerderij, die in 1982 gesloopt is.

Begin 20e eeuw

De Biest wordt een kerkdorp

Het dorp Biest-Houtakker is bijna een eeuw geleden gevormd door de gehuchten De Biest en De Houtakker ruimtelijk met elkaar te verbinden door in het midden een kerk en een lagere school te bouwen. De kerk kon mede tot stand komen door een bijdrage uit het kerkenbouwfonds van een rijke Rotterdamse effectenmakelaar dat als voorwaarde stelde dat de kerk gewijd werd aan Antonius van Padua. Zo is de naam Antonius van de kerk, en later van de school en van de eerste hoofdstraat van de nieuwbouwwijk in het dorp gekomen.

De inwoners van het dorp droegen 5.600 gulden bij en 10.000 gulden kwamen voor rekening van de Gemeente van de Biest, die overigens nauwelijks over financiën beschikte en daarom in 1913 toen het geld op tafel moest komen het hele bedrag moest lenen bij de gemeente Hilvarenbeek.

Voor de plaats van de kerk, de pastorie en bijbehorende tuin en kerkhof werd een stuk van de slechte grond langs de Biestsestraat “in de nabijheid van de boterfabriek” aangekocht. De kerk werd ontworpen door architect Jos Margry en werd mede gebouwd door inwoners van Biest-Houtakker. De kolossale pastorie (op de achtergrond), waar de pastoor en zijn bezoekers beschikten over 6 kamers en bediend werden door 3 meiden die eigen meidenkamertjes hadden, werd tegelijkertijd gebouwd.

De nieuwe school

Met de aanstaande komst van een kerk in het dorp verviel het argument dat de kinderen beter in Hilvarenbeek naar school konden gaan aansluitend op de ochtendmis daar. In 1911 werd opnieuw een verzoek gedaan om een school op de Biest. Na de nodige discussie in de gemeenteraad, met name over de kosten, viel in 1913 het positieve besluit. Er werd een stuk grond aangekocht tussen de boterfabriek en de kerk. De gemeenteraad vroeg aan de Gemeente van de Biest om een financiële bijdrage, maar die moest tezelfdertijd geld lenen van de gemeente om bij te dragen aan de kerk, zodat de gemeente voor de hele kosten van 12.206 gulden opdraaide.

De in 1914 in opdracht van de gemeente gebouwde openbare school met twee klaslokalen met aangebouwde “onderwijzerswoning”, die uiteraard veel bescheidener van opzet is dan de pastorie, is een creatie van de Hilvarenbeekse architect Antoon Smolders. Het ontwerp van Smolders was in functioneel opzicht modern. De school had een aangebouwd gymnastieklokaal en een aantal inpandige toiletten, en de schoolmeester beschikte over een “studeerkamer” zoals in stadse herenhuizen.

De openbare school begon met 56 leerlingen. Daarvan waren er 6 uit de buurgemeenten Diessen en Moergestel, die werden toegelaten omdat de afstand naar de school in hun gemeente te groot was. De naam Antoniusschool is pas aan de school gegeven, toen die in 1930 tijdens de grote crisis uit kostenoverwegingen door de gemeente werd overgedragen aan de parochie.

Vooruitlopend op de te bouwen kerk werd al drie jaar eerder – zoals het een Brabants dorp betaamt – tegenover de plek waar de kerk moest verrijzen het café Kerkzicht gebouwd, waar de bouwers konden middageten en die van buiten in pension konden.

Café Kerkzicht met de in die tijd moderne voorgebouwde veranda in 1937

De kerk met de pastorie, de school met het aangebouwde huis van de bovenmeester en het vroegere café zijn de vijf beschermde gebouwen binnen de kom van het dorp. Het café is meerdere malen uitgebreid en is nu in gebruik als wok-restaurant.

Het kanaal 

Van 1909 tot 1923 is het Wilhelminakanaal van Oosterhout naar Helmond gegraven, geheel met de hand waar ook veel landarbeiders uit de Biest jaren aan meegewerkt hebben. Hierdoor werd aan de noordoostzijde van het dorp een strook landbouwgrond afgesneden en werden enkele historische verbindingen – zoals de Bosscheweg – onderbroken. Twee ophaalbruggen op een kilometer afstand van elkaar kwamen ervoor in de plaats.

Bij de “Biestsebrug”, aan de westkant van het dorp werd een losplaats voor vrachtschepen aangelegd. Tegenover de losplaats kwam een opslagloods, die er nu nog staat.

Het kanaal werd op 4 april 1923 officieel geopend. De opzichter van de graaf-werkzaamheden zag wel brood in het haventje. Tot 1925 was hij haven-meester en daarna bouwde hij voor eigen rekening tegenover de losplaats het café Havenzicht met een winkeltje, dat geregeld bezocht werd door de schippers die hier aanlegden.

In de zestiger jaren verloor de losplaats zijn functie. Het winkeltje verdween en het café werd een uitspanning met een grote speeltuin, in de volksmond de “kikkerspeeltuin” genoemd, die nu nog een grote trekker is.

Enkele jaren geleden werd op de voormalige losplaats een passantenhaventje voor plezierboten aangelegd, dat in het seizoen druk gebruikt wordt.

Het dorp bestaat nu uit één lang noord-zuid lint de Biestsestraat / Hakvoortseweg (voorheen Houtakkerseweg geheten), dat is de doorgaande verbinding tussen de dorpen Moergestel en Hilvarenbeek, en twee lokale dwarswegen. Aan de noordkant van het centrum is dat de lichtbebouwde Akkerstraat die uitkomt op de “Holenakkerbrug” over het kanaal, en aan de zuidkant is dat de sterker bebouwde Beverstraat / Vossenhol die in het noordoosten uitkomt bij het kanaal en in het westen uitloopt in een zandweg door akkerland. In de hoek tussen de Biestsestraat en de Beverstraat, tegenover de kerk, is sinds 1982 met horten en stoten de nieuwbouwwijk Beverakkers aangelegd, waar nu circa de helft van de bevolking woont. 

Winkels

Tot de boterfabriek, de kerk en school gebouwd werden, was het hele stuk Biestsestraat tussen de biest en de Bevertstraat onbebouwd vanwege de drassige grond. Na de bouw van de kerk en de school volgde een periode van recessie als gevolg van de Eerste Wereldoorlog. Hierdoor bleef groei van het dorp uit. Direct na het einde van de oorlog werd het eerste (kleine) boerenhuis gebouwd tussen de school en de kerk, waarin ook een winkeltje gedreven werd. In de volgende jaren werd de Biestsestraat geleidelijk volgebouwd en groeide de bevolking gestadig verder tot rond de 500 inwoners in de veertiger jaren.

Het eerste winkeltje in het dorp tussen de kerk en de school, van Mie de Brouwer, met voor de deur twee zonen

In de loop van de jaren zijn er in de Biest nog drie levensmiddelenwinkels geweest, waarvan er een ook schoppen en rieken en dergelijke verkocht, er was een fietsenwinkel, een magazijn en winkel van de Boerenbond en vier cafés. In de zestiger jaren kwam er een nieuwe levensmiddelenwinkel midden in het dorp in het café Kerkzicht. In de tachtiger jaren werd aan het café een Spar winkel aangebouwd en verdwenen de andere winkeltjes..

Dorpsontwikkeling

Door het uitblijven van geschikte (sociale) woningbouw stagneerde de groei midden zeventiger jaren. Het aantal jonge gezinnen die zich in het dorp konden vestigen liep terug naar nul en het aantal geboortes daalde daardoor zo sterk dat de school met opheffing bedreigd werd. Verlaging van de leerlingennorm door het Rijk voorkwam deze ramp. Pas in 1987 kwamen de gemeente en de provincie tot overeenstemming over een uitbreidingsplan voor het dorp en kon de wijk Beverakkers gebouwd worden. Hierdoor steeg het inwonersaantal naar 800 rond het jaar 2000. In 2012 werd het aantal van 900 inwoners bereikt.

In 2011-2012 werd een klein nieuwbouwwijkje gebouwd langs het stukje Bosscheweg tussen de Biestsestraat en het kanaal. In 2012 is een begin gemaakt aan de laatste uitbreiding van de nieuwbouwwijk Beverakkers met 46 woningen aan De Eekhof, de nieuwe straat die genoemd is naar het eikenbosje dat tussen Driehuizen en de Beverakkers gelegen heeft.In 2013 is begonnen met het bouwen van een nieuw dorpscentrum bestaande uit de “brede school” en aansluitend een multifunctioneel ontmoetingscentrum op de plek van de huidige school, zodat na 100 jaar de vernieuwde school in gebruik genomen kan worden.

In het binnengebied tussen de Akkerstraat en de Biestsestraat aansluitend aan het nieuwe dorpscentrum kunnen in de toekomst nog een aantal seniorenwoningen en starterswoningen gebouwd worden, waardoor het aantal inwoners geleidelijk kan doorgroeien naar circa 1.100.

Bedevaart

Het wonder van de Biest

Aan de Bevertbrug in de Biestsestraat over het Spruitenstroompje, is een legende verbonden.

Een lied uit 1644, waarvan een kopie in de kerk van Biest-Houtakker hangt, verhaalt dat op 19 juli 1643 vier “jongmans” bij de Bevertbrug een Mariabeeldje tegen de stroom op zagen drijven. Zij namen het beeldje uit het water en “ze gingen met groote schreden naar Beke zeer ras, om te informeren hoe dit Beeld gevonden was”De volgende dag werd bij het beeldje een kind dat vanaf zijn geboorte lam was plotseling genezen. Vele wonderbaarlijke genezingen volgden. Na dit wonder werd door de buurtbewoners bij de brug een klein houten wegkapelletje geplaatst voor het beeldje. Ook daaraan is weer een legende verbonden. Bij de brug stonden zeven lindebomen. Het kapelletje was tegen de middelste boom geplaatst en deze boom zou dikker gegroeid zijn dan de andere zes.

Het kapelletje verdween na verloop van tijd en het beeldje ging naar de kerk in Hilvarenbeek, maar de brug bleef nog tot de Franse tijd een bedevaartsplaats. 

Toen Biest-Houtakker in 1913 een eigen kerk kreeg werd met steun van de bisschop van Den Bosch het beeldje teruggevraagd. Maar de autoritaire Beekse pastoor Jurgens, telg van het Osse botergeslacht, weigerde het af te staan. Na ruim twee eeuwen keerde het op 10 mei 1981 eindelijk terug in De Biest, waar het een plaats in de kerk kreeg.

 10 mei 1981: Het wonderbeeldje wordt over de Bevertbrug het dorp in gedragen.

De eeuwenoude linden werden in de negentiger jaren gekapt voor de aanleg van een fietspad. Enkele jaren geleden zijn in een gezamenlijke actie van bewoners met steun van de gemeente bij de brug zeven nieuwe linden geplant, en de Onze Lieve Vrouw Gilde bouwde een nieuw stenen wegkapelletje op deze plaats waar een kopie van het beeldje in geplaatst werd. Het kapelletje wordt druk bezocht en de plek is een rustplaats voor fietsers geworden.

Hieronder een kort filmpje van het wegkappelletje en de 7 lindekes